Op een zonnige zaterdagmorgen zette een zestal schakers koers naar het zuidoosten (om snel af te buigen naar het noorden). Natuurlijk, het was weer november! Tijd voor snelschaken in de schaaktoren in Spakenburg-Bunschoten. Net als vorig jaar waren we op grond van ons torenhoge gemiddelde elo ingedeeld in de topgroep, die op voorhand echter minder sterk leek dan voorheen…
De organisatie had opnieuw wat gesleuteld aan de opzet van het toernooi, en dan niet alleen aan het speeltempo (ditmaal 5 minuten p.p.p.p.): we speelden eerst 7 dubbele ronden zwitsers (in een poule met 10 teams). Daarna volgde een herindeling in de finalepoules. Ons doel was twee- of eigenlijk drieledig: primair kwamen we om een potje te snelschaken. Meer strategisch was het doel om enerzijds de echte toppers te mijden, en anderzijds toch op plaats vier te eindigen, zodat we in ieder geval verzekerd waren van een plekje in de prize money-finalegroep. Het eerste lukte feilloos: we pakten onze puntjes tegen Barneveld en Hoogland, ontmoetten daarna Paul Keres 2, verloren netjes met 5-1 en 5½-½ en lieten ook in de wedstrijden daarna wat tactische puntjes vallen. De semipro’s van Paul Keres 1 – de latere kampioen – en En Passant gingen hiermee geheel volgens plan aan onze neus voorbij. Maar dat gold uiteindelijk helaas ook voor de vierde plaats: na de pauze hielden we het niet droog tegen het allernieuwste monsterverbond in het SGS-rayon, bestaande uit spelers van het Amersfoortse Ons Genoegen en het kersverse Viaans-Nieuwegeinse fusieteam Lekstroom. Gezien de niet misse geografische afstand die binnen dit markante zestal werd overbrugd, zou je hier gerust het etiketje Hollandse Waterlinie op kunnen plakken. Geen wonder dus dat we hiertegen koppie onder gingen, hoewel OGL op dat moment nog puntloos was en ook nog eens voor spek en bonen meespeelde, omdat fusieteams volgens de uitgebreide reglementen alleen in de onderste groep konden meedingen naar het kampioenschap. Ook na weglating van dit team uit het eindklassement eindigden we in de middenmoot en mochten daarna strijden om des keizers baard, d.w.z. om plaats 5 t/m 7. In de finale speelden we twee keer gelijk en wonnen één van de potjes tegen Baarn, maar dat telde dan weer niet echt mee, omdat dit een wedstrijd betrof tussen oneven teams uit verschillende finalepoules (de onderste finalegroepen telden immers slechts drie teams). Zodoende werden we keurig zevende, wat voldoende ruimte laat voor verbetering bij een volgende editie.
Iedereen een voldoende
Na afloop constateerden we dat alle teamspelers (in bordvolgorde: Jeffrey, Albertus, Kees, Tjerk, Philip, Jorn) een voldoende hadden gehaald. Ruime 7, achtje, negentje, dat soort werk. Met als uitschieters een 10½ voor Philip Verlinde en een heuse 11 voor topscorer Jorn van Beek. Deze specialist in een gambiet waarvoor tegenwoordig hele schaakclubs worden opgericht in het Utrechtse moest naar eigen zeggen wel even wennen aan een driedimensionaal bord en het ontbreken van een muis. Opvallend was dat Jorn vooral de tweede partij op dreef was: slechts 3 nederlagen in 10 partijen, de rest allemaal eentjes.