De les van Carlsen

IMG_8524-main

Foto: http://chennai2013.fide.com/

Sinds vrijdag hebben we een wereldkampioen die graag doorspeelt als iedereen denkt dat het gegarandeerd remise wordt. En die dan toch vaak wint na een urenlange strijd. Hij wil namelijk heel graag winnen. Daar kunnen niet alleen schakers, maar ook jeugdleiders iets van leren.

Waarom jeugdleiders? Omdat wij jeugdspelers opleiden, op welk niveau dan ook – en dus een zekere verantwoordelijkheid dragen voor hun ontwikkeling. Het volgende tafereeltje, waarvan ik vorige week getuige was, is op toernooien helaas heel normaal. Twee jeugdspelers (hooguit tien jaar, geen toppers maar zeker ook geen beginners) komen een halfuurtje na het begin van hun partij de speelzaal uit. ‘Remise,’ zeggen ze berustend. ‘We stonden precies gelijk, dus remise is wel terecht.’ Na een zet of twintig, bleek even later. Hun begeleiders weten niet hoe snel ze met een tevreden reactie op de proppen moeten komen: ‘Nou, niet slecht toch? Je had best een goeie tegenstander dus een half punt is best mooi.’

Willen we jeugdspelers echt leren dat een remise prima is, na twintig zetten met het grootste deel van de stukken nog op het bord? Of stuiten we hier op een variant van de zesjescultuur, bekend uit discussies over ons onderwijs? Ik denk het laatste. En dat lijkt me verkeerd. Want die speler tegenover je is op dat moment niet je speelkameraadje, maar je tegenstander. Zijn stukken vormen het vijandelijke leger. En vijandelijke legers moeten verslagen worden. Schaken is een vechtsport.

Als we ons dus willen laten inspireren door de nieuwe wereldkampioen, laten we jeugdspelers dan bijbrengen dat ze moeten doorspelen. Magnus Carlsen neemt bij voorkeur pas genoegen met remise als zijn koning geen gezelschap meer heeft. Als de mogelijkheden werkelijk uitgeput zijn.

Een kleine aanpassing van de regels kan daarbij helpen. Op sommige internationale toernooien, zoals het EK Jeugd in Budva, is het verboden om in de eerste veertig zetten remise aan te bieden. Goed, als er nog slechts twee koningen op het bord staan, dan roep je de scheidsrechter en die beslist dan uiteraard dat het punt gedeeld wordt. Maar als er doorgespeeld kan worden, wordt er ook doorgespeeld. Waarom voeren we zo’n regel niet op alle Nederlandse toernooien in, te beginnen in het jeugdschaak? Het uitgangspunt zou dan dus zijn: remise mag, maar dan wel zwaarbevochten.

Dan kweken we een nieuwe generatie strijdbare spelers. Spelers die een remise in principe zien als het verlies van een half punt. Die niet op voorhand tevreden zijn met een best mooi resultaat tegen een best goeie tegenstander. Die proberen om het beste uit de stelling – en uit zichzelf – te halen. Kortom: schakers.

Hajo Schoppen

Dit stuk is op persoonlijke titel geschreven. Het is ook verschenen op http://schaaksite.nl/page.php?al=de-les-van-carlsen